Profile

HJK draait om de wereld van het jonge kind

Columns
04/02/2019
Leestijd 3-4 minuten
Geschreven door Aleid Truijens

Hechting

Laatst las ik weer eens dit gedicht van Willem Wilmink. Vrijwel alle volwassenen die na 1965 een kind waren, kennen zijn teksten, ook wie zijn naam niet kent. Hij is de man van ‘Deze vuist op deze vuist’, ‘Eric Engerd’, ‘Hallo Geitenbreiers’, ‘Broodje poep’ en ontelbare liedjes voor Het Klokhuis.

Save the children

Laatst las ik weer eens dit gedicht van Willem Wilmink. Vrijwel alle volwassenen die na 1965 een kind waren, kennen zijn teksten, ook wie zijn naam niet kent. Hij is de man van ‘Deze vuist op deze vuist’, ‘Eric Engerd’, ‘Hallo Geitenbreiers’, ‘Broodje poep’ en ontelbare liedjes voor Het Klokhuis.
Hij scheef bijna altijd over zijn kindertijd. Geboren in 1936, was hij een schoolkind tijdens de oorlog. Hij schreef: ‘’t Was oorlog./ We zaten gewoon in de klas./ Je was bang… voor een vak waar je slecht in was,/ je was bang… voor een beurt, zo ineens voor het bord./ Niet bang voor de oorlog, maar voor je rapport.’
De rest van het gedicht gaat verder over hoe spannend de oorlog was, met die overvliegende bommenwerpers, de marcherende soldaten en de buurman die in de schuilkelder voor spook speelde. Op straat speelden kinderen alsof ze dood neervielen, haha, en ze maakten bommen van proppen papier. Eén groot jongensboek. Maar de laatste regel is: ‘Soms was je toch bang. Soms ben ik nog bang.’
In de biografie die Elsbeth Etty over Wilmink schreef, las ik dat hij altijd een bange man is gebleven, die zijn angst overschreeuwde. Hij zocht altijd veiligheid, een plaats waar hem niets kon gebeuren, waar nare verrassingen waren uitgesloten, als in een bomvrije kelder. Toch die oorlog, die bange kindertijd.
Ik moest aan dat jongetje denken toen ik het openingsartikel van deze HJK (pagina 4) las, over onveilig gehechte kinderen, die altijd de bevestiging zoeken dat ze er mogen zijn. Niet dat Wilmink niet gehecht was aan zijn ouders. Die hielden juist veel van hem. Maar ze waren zo overbezorgd en doodsbenauwd dat hem iets zou overgekomen dat de angst zich in hem nestelde.

Natuurlijk moeten we kinderen helpen, thuis en op school, om van die akelige angsten te worden verlost. Maar helemaal lukken zal het nooit

Een volwassen versie van zo’n jongen zien we in ‘Voor alles bang geweest’, geschreven door Joost Zwagerman en prachtig gezongen door Wende Snijders. De ‘ik’ in dit gedicht was bang: ‘Voor m’n eigen brein, een stuk of wat insecten,/ vrouwen, hun stemmingen en stemmen,/ voor kokend water, vliezen, scharen, ademhaling./ Voor dromen, demonen,/ Voor uitsluiting en vrijwel alle onbekenden/ Voor de elementen.’
Kinderen die fundamenteel bang zijn, ook al zijn ze wel ‘gehecht’, ik ken ze goed. Je hebt nu eenmaal mensen die al jong snappen dat de wereld geen veilig oord is, ook lijkt alles dik in orde. Snoep is lekker, sport is leuk, feestjes zijn vrolijk en de kerstboom gezellig. Volwassenen doen ontzettend hun best. Maar deze kinderen zien ook dat ouders kunnen scheiden, dat oma’s doodgaan, vliegtuigen crashen en kinderen verdrinken, verhongeren of onder een auto komen. Ook al maken ze dat allemaal niet mee, de mogelijkheid alleen al veroorzaakt een permanente frons op hun voorhoofdjes.

Je hebt nu eenmaal mensen die al jong snappen dat de wereld geen veilig oord is, ook lijkt alles dik in orde

Ik heb zo’n kind, waakzaam en alert. Al jong was hij bang voor van alles: voor boze gezichten, harde stemmen, dreigende wolken, grote jongens in groepjes, zwarte gaten. Hij werd een creatieve geest, met een geweldig gevoel voor humor. Hij komt er wel. Mijn andere kind bedenkt graag praktische oplossingen. Ook met die creativiteit kom je ver.
Natuurlijk moeten we kinderen helpen, thuis en op school, om van die akelige angsten te worden verlost. Maar helemaal lukken zal het nooit. Er onvoorwaardelijk zijn voor iemand, beloven dat je nooit zult weglopen, dat scheelt al. Als je maar één zo iemand hebt, gaat het beter. Wende zingt langgerekt de slotzin van Voor alles bang geweest: ‘Maar niet voor jou…’
Willem Wilmink en Joost Zwagerman hadden een fijner leven gehad als ze minder bang waren geweest. Hun angst bracht ons deze schitterende gedichten en liedjes.

Aleid Truijens