Offline wereld
Als ik in deze tijd kleuter was geweest, was ik niet weg te slaan bij de iPad en de laptops. Of de telefoons van mijn ouders. Als die mij niet zouden tegenhouden, zou ik er de hele dag aan gekluisterd zitten. Want wat is er leuker dan een apparaatje dat álles kan? Waaruit je non-stop muziek kunt toveren, net als tekenfilms, verhalen en spelletjes?
Vooral omdat ik niet zo’n buitenspeler was. En omdat ik niet zo goed was in het spelen met anderen en mij staande houden in een groepje. Ik zat liever veilig en ongestoord op de bank. Zelfs om te spelen met een poppenhuis, of om een te kasteel te bouwen met legoblokjes, hoefde ik niet van die bank af. Erg ongezond, maar heerlijk.
Hoe leren wij volwassenen onszelf en de kinderen om ons weer te vermaken en staande te houden in de offline wereld?
Geen wonder dat uit mij een digitale verslaafde is gegroeid, ook al had ik pas op mijn dertigste mijn eerste computer. Ik zit het grootste deel van de dag achter mijn laptop, om te schrijven, te researchen en te communiceren. Ter ontspanning lees ik op mijn iPad het nieuws en doe ik een spelletje. Tussendoor ben ik met jan en alleman aan het appen en maak ik foto’s. Social media mijd ik: véél te leuk. Ze zouden al mijn werktijd opslokken.
Mijn kinderen hebben mij altijd achter beeldschermen gezien, en zijn zelf ook grootverbruikers geworden. En ja, dan is het logisch dat hun kinderen, mijn kleinkinderen, ook blij opveren bij het zien van een schermpje. Dáár gebeurt het, daar draait het leven om.
Laten we weer eens wat meer tijd doorbrengen in de driedimensionale wereld, die van velden met narcissen, de geur van pas gemaaid gras, versgebakken brood
Ik probeer de telefoon en iPad zoveel mogelijk bij hen weg te houden als ik op hen pas. Ik weet inmiddels dat te veel digitale indrukken slecht zijn voor jonge kinderen. Hun hersenen zijn daar nog niet aan te, het gaat te snel. Ze moeten leren in de fysieke, driedimensionale wereld, door te voelen, te ruiken, te gooien, te kneden, te spetteren, te klimmen, te rennen, te vallen, door dingen stuk te gooien en uit elkaar te halen. Door te bouwen met echte legoblokjes, en de pop echte kleren aan te trekken.
Dat ervarend leren is heel vermoeiend voor een opvoeder, en voor een leerkracht. Het geeft ook een hoop troep en herrie. Ze kunnen vallen en zich pijn doen, elkaar speelgoed uit handen rukken of elkaar met scheppen op het hoofd slaan. Soms word je er gek van. Ouders, grootouders, juffen en meesters die vroom beweren nooit beeldschermen als kinderoppas te gebruiken – ze zijn dan lekker rustig, en je kunt zelf even iets doen – geloof ik niet. Het lijkt me ook geen misdaad. Als ik na een lange kinderdag in paniek bedenk hoe lang ik niet op mijn telefoon heb gekeken – tientallen appjes! urgent! –, zet ik mijn kleindochter even op de bank met een nijntje-filmpje. Kan ik even mijn berichten checken.
Het is goed dat pedagogen, psychologen en mediadeskundigen zich de afgelopen jaren serieus bezighouden met mediaopvoeding en mediawijsheid en ouders en leerkrachten begeleiden. Zodat we kinderen beperkt, zinvol, veilig en met plezier gebruik kunnen laten maken van deze wondermooie media. Aan die hulp heeft het heel lang ontbroken.
Ja, laten we weer eens wat meer tijd doorbrengen in de driedimensionale wereld, die van velden met narcissen, de geur van pas gemaaid gras, versgebakken brood, bruisende golven, snerpende sneeuw, zelf geplukt fruit en loslopende dieren. Ik zie wel een nieuw probleem opdoemen: #hoedan. Hoe leren wij volwassenen onszelf en de kinderen om ons weer te vermaken en staande te houden in de offline wereld? Waar dingen stinken, stekels hebben, kapotgaan en niet uit te klikken zijn? Waar mensen iets terugzeggen en zich niet laten wegswipen? Dat wordt ons grote probleem, de komende eeuw. Ook daar kunnen we best wat hulp bij gebruiken.