Profile

HJK draait om de wereld van het jonge kind

Columns
31/08/2023
Leestijd 2-3 minuten
Geschreven door Aleid Truijens

Eraan toe zijn

‘Waarom staat die meneer in de rook?’, vroeg de zesjarige. ‘Is er brand bij hem?’ Ze keek naar een affiche van de film 'Oppenheimer'. ‘Ja, ik denk het’, antwoordde ik. ‘Hij moet maar snel wegrennen.’ Intuïtief besloot ik dat zes te jong is voor een verhaal over de atoombom en de vernietiging van onze wereld. Daar is ze nog niet aan toe. Als je al ooit aan zo’n gedachte toe bent, trouwens.

Save the children

Gefascineerd door de dood zijn ze wel, zij en haar bijna vijfjarige broer. Laatst waren we met hen op een militaire begraafplaats, honderden witte kruisen met namen van gesneuvelde jongens. We vertelden over die oorlog, waarom soldaten vochten voor de bevrijding van hun land en soms doodgingen. Geïmponeerd liepen ze door de paden; met ernstige gezichtjes legden ze plechtig een geplukte bloem bij elk kruis. ‘Jij gaat ook gauw dood, hè, oma, want jij bent oud’, zei M. Ik kon het niet ontkennen. ‘Maar voorlopig niet hoor.’ Of ze aan dit gesprek ‘toe’ waren, weet ik niet.
Ik was blij om te lezen, bij Dorien Stolwijk en Lisanne Quinten in het septembernummer van HJK, dat het een mythe is ‘dat kinderen ergens aan toe moeten zijn voordat ze iets nieuws aangeboden krijgen’. Zo is het. Dit inzicht is momenteel ook de wetenschappelijke consensus: stimuleer kinderen en bied nieuwe dingen aan, belemmer hen niet op grond van onbewezen vooronderstellingen. Helaas duurt het vaak lang voordat wetenschappelijke inzichten doorsijpelen naar de onderwijs- en opvoedpraktijk.
Die vooronderstellingen, over afwijkingen en over de gewone ontwikkeling, kunnen bizar zijn, zoals het door de auteurs genoemde idee dat de kruipfase overslaan tot dyslexie leidt. Of dat er bij dyslexie een disbalans is tussen de linker- of rechterhersenhelft. Of de theorie van antroposofen dat kinderen pas ‘rijp’ zijn om te leren als ze hun tanden wisselen.
De overtuiging dat een kind ‘ergens aan toe moet zijn’, is een hardnekkige Nederlandse traditie. Het is het antwoord dat ik steevast kreeg, op consultatiebureaus en op school, en dat de huidige generatie ouders nog steeds krijgt: je merkt het wel als je kind eraan toe is. Aan groentehapjes, aan plassen op een potje, aan leren fietsen, aan een smartphone. Ook nu nog lees ik op een onderwijswebsite: ‘Een kind laten rekenen als hij eraan toe is: dat is hopelijk het uitgangspunt van elke leerkracht’ en ‘Als je te veel van je kind vraagt, vertoont het ongewenst gedrag’.
Als het eraan toe is, dat is een vriendelijk, goedbedoeld antwoord. Natuurlijk mag een kleuter lekker spelen, dat vind ik ook. Je hoeft echt niet fanatiek al het mogelijke uit jonge kinderen te persen. Tegelijk stuur je ouders met dit antwoord het bos in. Dat magische moment waarop een kind ‘toe’ is aan lezen of rekenen dient zich niet zomaar aan. De natuur doet niet aan lezen of rekenen, het zijn menselijke uitvindingen.
Veel praten, (voor)lezen, bordspelletjes en spelen met getallen, dat helpt altijd. Heb dezelfde hoge verwachtingen van ieder kind – dat is mijn mantra. Tot dat de wetenschap mij terugfluit, natuurlijk.

Aleid Truijens