Interview met Levineke van der Meer
'Als leraar geef je spelverhalen een actieve plek in je onderwijs en benut ze om kinderen van alles te leren.’
Onlangs verscheen de nieuwste editie van Basisontwikkeling voor peuters en de onderbouw, een standaardwerk in de wereld van ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO). HJK-interviewer Erik Ouwerkerk vroeg (mede-)auteur Levineke van der Meer naar de historie, het heden en de toekomst van deze eigenwijze onderwijsstroming. ‘Meespelen is geen kunst, het is een vak'

Het voorwoord van jullie boek staat vol dankbetuigingen aan mensen als Bert van Oers. Je stuurde me ter voorbereiding op dit interview een geschreven eerbetoon aan wijlen Frea Janssen-Vos. En je wilde er het liefst co-auteurs Hermien de Waard en Isabelle Vingerhoets erbij hebben. Wat zit daar achter?
‘OGO betekent leren door interactie en deelnemen aan praktijken. Het schrijven van een boek is ook zo’n praktijk waarin verder wordt gebouwd op kennis van anderen. Voor de nieuwe versie van het boek bouwde ik samen met Hermien de Waard en Isabelle Vingerhoets voort op het werk van Frea Janssen-Vos en Bert van Oers. Laatstgenoemde heeft als onderwijswetenschapper veel theoretische concepten aangedragen, die Janssen-Vos heeft toegepast in de praktijk. Andersom stuitte Janssen-Vos in haar werk op zaken waarmee Van Oers zijn theoretische kader kon verrijken. Daarom zijn al deze mensen van belang.
Er is vanaf de jaren tachtig een hechte community rond OGO ontstaan en daarvan maak ik deel uit. Eerst als juf en later als onderzoeker van, en trainer in ontwikkelingsgericht onderwijs. Dat doe ik voor De Activiteit, een landelijk centrum voor ontwikkelingsgericht onderwijs.’
‘Betrokkenheid in spel is een krachtige motor voor leren en ontwikkelen’
Janssen-Vos schreef samen met anderen in 1990 het boek Basisontwikkeling voor peuters en de onderbouw. Nu, in 2025, is dit nog steeds een standaardwerk. Waaraan heeft het boek zijn succes te danken?
‘Het boek is een antwoord op de vragen van professionals uit de praktijk die werk willen maken van het spel van kinderen. Als leerkracht in de onderbouw merkte ik zelf hoe graag kinderen willen spelen en in dat spel de wereld om hen heen nabootsen. Door aan te sluiten bij deze spelverhalen merkte ik dat er voor kinderen in dat spel van alles te leren valt. Zo hebben ze taal nodig om te vertellen wat ze spelen en te bepalen wat de regels van dat spel zijn. Ook levert spel vaak vragen op. Waarom doen we dit zo. Hoe doen ze dit eigenlijk in het echt?
Deze betrokkenheid in spel is een krachtige motor voor leren en ontwikkelen. Het boek geeft handvaten om het leren in spel te stimuleren, te verdiepen en het een spelverhaal van de klas of groep te laten worden. Zo leren kinderen niet alleen zichzelf en de wereld om hen heen, maar ook andere kinderen kennen. Een kind ervaart dat je nooit alleen leert, maar altijd met en door anderen. De professional of leerkracht speelt daarin een belangrijke rol door kinderen de basisvaardigheden te leren die toegang geven tot kennis over de wereld en kinderen aan elkaar te verbinden. Ieder kind doet ertoe en ieders inbreng telt. Zo leven en leren we samen.’
De leerkracht probeert ieders unieke ontwikkeling zo optimaal mogelijk te laten verlopen
Janssen-Vos zocht naar betekenisvol onderwijs voor het jonge kind en stuitte daarbij op twee stromingen. De ene groep zei ‘laat maar lekker vrij spelen, dan komt het vanzelf wel goed.’ Anderen waren voorstander van methodisch onderwijs om het jonge kind voor te bereiden op het rekenen en lezen dat zou komen. Janssen-Vos presenteerde een derde ontwikkeling aan de hand van de drie B’s: de leraar moet Bemiddelen tussen Betekenisvolle activiteiten aan de ene kant en de Brede Bedoeling van onderwijs aan de andere kant.
‘Wat betekenis heeft en krijgt, is afhankelijk van de sociaal-cultureel-historische context van het kind. Als de activiteiten in de klas daarop inhaken, creëer je een zone van naaste ontwikkeling: een uitdaging die perfect aansluit op wat er al bereikt is. Een kind leert zo op een heel betrokken manier ontzettend veel. Klinkt als Lev Vygotsky? Dat klopt, OGO is sterk beïnvloed door de bekende Russische psycholoog.’
‘Sociaal-cultureel-historische context’, dat moet je uitleggen…
‘Een kind groeit op in een bepaalde familie en cultuur en draagt zijn eigen persoonlijkheid met zich mee in zijn ontmoeting met de wereld. Het gaat erom activiteiten te creëren waarbij het tot in zijn tenen voelt dat hij deel wil uitmaken van die grote wereld om hem heen en er betekenis aan wil geven. Dat ontwikkelproces verloopt niet lineair, maar is onvoorspelbaar en zoekt soms sprongsgewijs een weg via unieke dwarsverbanden. Het is aan de leerkracht om dat in de gaten te houden en steeds weer aanknopingspunten te vinden bij die context, om ieders unieke ontwikkeling zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Die aanknopingspunten vind je niet door het blindelings volgen van een lesmethode, maar in betekenisvolle activiteiten met de klas.
Sociaal-culturele praktijken zijn de context voor het leren in spel. In het nieuwe boek willen we dit duidelijk maken. Elk hoofdstuk start dan ook met een praktijkverhaal uit de wereld van volwassenen, waarin zichtbaar wordt dat binnen deze praktijk van alles te spelen en te leren valt. Denk bijvoorbeeld aan het wegbrengen van spullen naar een recycle perron. Daar ontmoet je mensen in diverse rollen, zijn er allerlei spullen, zijn er regels. De betrokkenheid van de deelnemers is groot. Maar is er ook nog van alles te leren, bijvoorbeeld over de diverse manieren van afval scheiden.
Als leraar begeleid je dat avontuur door op verschillende manieren mee te spelen. In het boek gaat een heel hoofdstuk over de didactiek van het meespelen. Daarbij gaat het zowel over het aansluiten bij het spel dat kinderen spelen, door te verkennen, verbinden en verrijken, maar ook door doelgericht mee te spelen en kinderen mee te nemen in een ‘zone van naaste ontwikkeling’. Meespelen met kinderen is een kunst, of beter gezegd een vak.’
Wat zijn de grootste ontwikkelingen in OGO de laatste decennia?
‘Ten eerste is de definitie van spel duidelijker. Volgens Van Oers is spel elke activiteit met hoge betrokkenheid, vrijheidsgraden en regels. Kijk maar eens goed als een spel begint: het ene kind zegt tegen de ander “Jij bent dit, ik ben dat dat, dan mag jij zus en ik moet zo…” Kleuters onderhandelen constant over sociale, technische, strategische en conceptuele regels. Daarmee bedoel ik dat bijvoorbeeld iedereen weet dat het speeltoestel ‘de boot’ is. Tegelijkertijd moet er een mate van vrijheid zijn: je kunt in en uit het spel stappen wanneer je wilt en je mag de boot de kant op sturen die jij kiest. Hoe meer vrijheid je afneemt, hoe meer spel verandert in instructie.
Als je beter begrijpt wat spel is, dan kun je beter een spel georiënteerd curriculum aanbieden. En dat heeft minder te maken met hoe je je klaslokaal inricht, maar meer met de manier waarop je de wereld het lokaal binnenbrengt. Stel dat er een kip de klas binnenkomt. Daar zal een klas met plattelandskinderen heel anders mee omgaan dan een klas in de stad. Daarvan zijn we ons nog bewuster geworden. Deze kennis zetten we in en vormt het startpunt van de spelverhalen die we met kinderen opbouwen.’
‘Plattelandskinderen gaan anders om met een kip dan stadskinderen’
Het boek streeft naar een brede ontwikkeling. Is dat gelukt in de loop der jaren?
Ik denk dat dat zeker gelukt is. De ‘Cirkel van Basisontwikkeling’ laat zien waarover we praten als we het hebben over brede ontwikkeling. Het gaat erom dat het kind zichzelf leert kennen én de wereld waarin het leeft. Dat leren vindt plaats door deel te nemen aan betekenisvolle activiteiten, waardoor een kind ervaart wat het al weet of kan en wat er nog te leren valt om mee te kunnen doen. Daarbij gaat het over basisvaardigheden als taal, lezen en rekenen, maar ook over samen werken, problemen oplossen en dingen maken. Zo leren kinderen zichzelf en elkaar kennen en ervaren ze dat ze samen verder komen.’
Hoe zie je de toekomst van OGO?
‘Ik hoop dat leerkrachten door dit nieuwe boek nog meer geïnspireerd worden om samen met kinderen onderwijs te maken. De voorbeelden in het boek laten zien hoe dat er in de praktijk uitziet en wat de winst hiervan is. Leren door spel is wat ik alle kinderen en leerkrachten gun. Door het naspelen van de echte wereld in de klas raken kinderen betrokken bij de wereld en hun eigen rol daarin. Ook ervaren ze welke kennis en vaardigheden zo nog nodig hebben. Dat maakt leren betekenisvol.’
Levineke van der Meer is sociale- en organisatiepsycholoog en specialist Jonge Kind. Zij is mede-auteur van het boek Basisontwikkeling voor peuters en de onderbouw.
Erik Ouwerkerk is zelfstandig onderwijsjournalist en tekstschrijver.