Spelverhalen inzetten voor taaldoelen
Wij zijn vogelaars!
Je hoeft maar naar buiten te kijken en daar vliegen ze voorbij: vogels! Een geweldig aanknopingspunt om de nieuwsgierigheid bij jonge kinderen te prikkelen en daaraan allerlei lees- en schrijfactiviteiten te koppelen. Met het spelverhaal Wij zijn vogelaars geef je inhoud aan reeksen betekenisvolle mondelinge en schriftelijke activiteiten in zowel groep 1/2 als in groep 3.
In het laatste weekend van januari* is de nationale vogeltelling. Dit is een uitgelezen moment om een vogelaar te worden! In groep 1/2 wordt de voedertafel afgestoft en klaargemaakt. Iedere dag mogen de kinderen de voedertafel vullen. Maar, wat eten vogels eigenlijk?
De kinderen nemen zonnebloempitten mee, rozijnen, appels en havermoutvlokken. Tijdens het buitenspelen zien ze dat de mezen vooral gek zijn op zonnebloempitten. De kinderen stormen op de voedertafel af om te kijken, maar dan vliegen de vogels weg!
Het werkt beter om binnen met een verrekijker naar de vogels te kijken, ontdekken ze. Veel verschillende vogels vliegen af en aan. De kinderen herkennen er al veel door de boeken en teksten die gelezen zijn in zowel de grote groep als in kleine groepjes. Naast mezen worden ook merels en duiven gespot en de kinderen komen erachter dat de houtduif gek is op rozijnen! Dagenlang observeren de kinderen de vogels die komen eten. De verschillende soorten vogels worden geturfd. Dan verschijnt er ineens een vreemde vogel, de vogel is groot en bruin… De boeken worden erbij gepakt en na kijken, lezen en praten met elkaar volgt de conclusie: het is een lijster (Jansen-Vos e.a., 2024).
Het maken van geluksvogels loopt als rode draad door het spelverhaal heen
Overal vogels
De kinderen uit deze groep 1/2 doen ook mee aan de nationale tuinvogeltelling. In hun lokaal is van alles te vinden over vogels. Het thema komt terug in verschillende activiteiten. Zo kunnen de kinderen lezen in een leeshoek in de vorm van een zelfgebouwd vogelnest. De kinderen lezen over de vragen die zij hebben tijdens het vogelen, bijvoorbeeld: Waar trekken de vogels naartoe tijdens de vogeltrek?
Tijdens het spotten worden de soorten vogels bijgehouden. Welke vogels komen er op onze voederplaats af? De verzamelde gegevens komen op een informatieposter. Het maken van geluksvogels loopt als rode draad door het spelverhaal heen. De teksten die gemaakt worden bij de geluksvogels gaan over esthetiek en gevoelens, waardoor ook andere verhalen de groep in komen. De kinderen praten samen over: “Wat vind je mooi?” en “Wat vind je belangrijk?”, “Waar word je gelukkig van?” of “Wat wens je een ander toe?”. Omdat de juiste woorden hiervoor soms best lastig te vinden zijn, wordt er ook veel over deze onderwerpen gelezen en gepraat (Haarsma, 2021).
Verbind handelen, spreken, lezen en schrijven aan elkaar
Vogelinformatiecentrum in groep 3
Ook groep 3 doet onderzoek naar vogels. De groep richt een vogelinformatiecentrum in en maakt een informatieboek. Het gaat over vogels die kinderen kennen uit hun omgeving, zoals het roodborstje, de merel en de lepelaar. Maar het gaat ook over exotische vogels, onbekende en zelfs uitgestorven vogels. Vogelkenners komen in de groep om te vertellen en geïnterviewd te worden. Webcamfilms van de vogelbescherming worden bekeken en opgezette vogels bestudeerd. Ook bezoekt de groep het natuurcentrum in de buurt.
En natuurlijk wordt er volop gelezen. Meestal zijn de vragen van kinderen het startpunt. Het begint bijvoorbeeld met de vraag: “Hoe oud kan een kerkuil worden?” Leerlingen lezen op verschillende niveaus zelfstandig of samen met de leerkracht over uilen en roofvogels. Er worden braakballen onderzocht en de teksten en tekeningen krijgen een plaats in het informatieboek (Pompert, 2023).
Spelverhalen vormen de rode draad voor de opbouw van het activiteitenaanbod in alle groepen (3 tot 7- jarigen). Deze spelverhalen zijn nodig voor de ontwikkeling van de geletterdheid, in brede zin, op vier verschillende gebieden:
- Narratieve ontwikkeling
- Taaldenkontwikkeling
- Teksten schrijven
- Van voorlezen naar samen lezen naar zelf lezen
Activiteitenaanbod voor lezen
Tijdens het opbouwen van spelverhalen zijn verschillende leesactiviteiten van belang. De leerkracht bouwt een reeks activiteiten op waarbij handelen, spreken met elkaar, lezen en representeren (schrijven) aan elkaar verbonden worden en elkaar daardoor versterken. De activiteiten worden wisselend in grote en kleine groepen uitgevoerd en individueel verwerkt.
Zo kan een reeks bij het onderzoek naar uilen in groep 3 er als volgt uitzien:
- De groep bezoekt het natuurcentrum. Alle kinderen krijgen een braakbal. Deze braakballen worden op school uit elkaar gehaald en aan de hand van determinatiekaarten ontdekken de kinderen in kleine groepen wat de uilen gegeten hebben.
- Door met elkaar te praten over wat ze doen, zien en te weten komen vindt uitbreiding van de woordenschat plaats. De dagelijkse taal wordt verrijkt met academische taal of vaktaal die hoort bij het onderzoek naar uilen. Bijvoorbeeld begrippen als: ‘onverteerbare prooirest’ of ‘het favoriete voedsel’ of ‘omgevingsafhankelijkheid’.
- Vervolgens lezen kleine groepen kinderen samen met de leerkracht teksten over het vangen van prooien door uilen. Vragen die hierbij centraal staan zijn: “Hoe vangen uilen hun prooi?” en “Waar vangen uilen hun prooien en wanneer?”.
- Vanuit dit bronnenonderzoek ontstaat ook experimenteel onderzoek, want hoe werkt dat nu ‘vliegen’, ‘zweven’ en ‘duiken’? Aan de hand van het vouwen van vliegtuigjes met verschillende vleugelvormen komen de leerlingen erachter welke vorm het beste blijft zweven.
- De bevindingen uit de verschillende onderzoeken leggen de kinderen vast in eigen teksten die vervolgens worden opgenomen in het informatieboek en het informatiecentrum.
Verbinder, expert en bemiddelaar
In het spelverhaal zorgt de leerkracht ervoor dat er een verbinding komt met verschillende lees- en schrijfactiviteiten. De leerkracht denkt na over zijn of haar bedoelingen voor lezen en schrijven en gebruikt daarbij het vierveldenmodel (Pompert, 2022). Hierin komen de volgende zaken aan bod:
Motivatie: Met welk motief duiken we deze teksten in? Wat is het leesdoel?
Begrip: Welke strategieën zetten we in om grip te krijgen en houden op de inhoud van de teksten?
Techniek: Welke technische hobbels moeten de kinderen nemen als we samen de teksten lezen? (verhogen van het technisch leesniveau)
Woordenschat: Welke woordenschat is essentieel en onmisbaar voor een goed begrip?
Bron: Lezen en schrijven doe je samen
Geef een leerling een tekst die net iets boven zijn/haar zelfstandig leesniveau is
Selecteren en keuzes maken
Als leerkracht zorg je ervoor dat alle kinderen kunnen lezen bij het spelverhaal. Bied een ruim en gevarieerd aanbod van boeken en teksten qua inhoud, genre en tekstniveau. Verken deze selectie via snuffellezen. Zo krijgen de kinderen goed zicht op het boekenaanbod. Doordat jij boeken presenteert, (delen uit) boeken voorleest en jullie veel praten over boeken en teksten, kunnen de kinderen goede keuzes maken en ontstaat er een positieve leesverwachting (Stokmans en Wolters, 2019). Om begrip op te bouwen en leesvaardigheid te laten toenemen is intrinsieke motivatie van groot belang.
Vanuit deze gezamenlijke activiteiten vooraf kun je verschillende leesactiviteiten inzetten. In het voorbeeld van groep 3 leest de leerkracht met een groepje kinderen een tekst over uilen en roofvogels. Doordat zij met de hele groep heeft georiënteerd op het boekenaanbod weten alle kinderen hoe en wat zij zelf kunnen lezen en heeft de leerkracht haar handen vrij om met een paar kinderen aan de slag te gaan.
Bij het ontwerpen van deze leesactiviteit denk je al na over de vier genoemde aspecten die betrekking hebben op de tekst en de leesontwikkeling van kinderen. Vanuit het vierveldenmodel bepaal je wat je interventies zijn voor, tijdens en na het lezen van de tekst. Denk bijvoorbeeld na over welk type instructie je geeft aan welk kind. Let goed op wat de kinderen doen en wat ze zeggen. Op deze manier kun je goed afstemmen op de leerbehoefte van de individuele leerling: altijd net iets boven het zelfstandig leesniveau.
Voorbeeld voorbereiding spelverhaal Wij zijn vogelaars (groep 3)
Activiteit: Bronnenonderzoek bij verschillende vragen over uilen en roofvogels.
Doelen voor deze activiteit
- Motivatie: Antwoorden vinden op de onderzoeksvragen over uilen en roofvogels. Nieuwsgierigheid stimuleren en interesse wekken voor informatieve teksten.
- Begrip: Het inzetten van de reeds bekende strategie: gebruikmaken van illustraties om te voorspellen, eigen leesdoel stellen en vragen beantwoorden.
- Nieuwe strategie: visualiseren bij complexe passages uit de tekst (Hoe vliegen vogels?).
- Techniek: Vlot en foutloos lezen van teksten op hun naastliggende technisch leesniveau.
- Woordenschat: Onmisbare woorden voor een goed begrip van de teksten vinden en bespreken.
Waar let je op?
Kan een leerling op basis van de illustraties een voorspelling doen over de tekst? Welke woorden zet hij/zij hierbij in?
Kan een leerling zijn/haar eigen leesdoel formuleren en vasthouden tijdens het lezen van de tekst?
Rol leerkracht:
- Modelen van het visualiseren, coachen van het toepassen van de reeds aangeboden strategieën.
- Interactie op gang brengen over de inhoud van de teksten.
- Ondersteunen bij het formuleren van de antwoorden.
Bron: HOREB
*) De nationale vogeltelling 2026 is van vrijdag 30 januari tot en met zondag 1 februari.
- Basisontwikkeling voor peuters en de onderbouw, Jansen- Vos e.a., 2024
- Lezen en schrijven doe je samen, Pompert, 2022
- Het Spullenboek, Haarsma, 2021
- Lezen doe je samen, Stokman en Wolters, 2019