Tranenthee
Waarom sturen we kinderen eigenlijk naar school, vijftien tot twintig jaar van hun leven? Van alle mogelijke antwoorden kies ik er twee: om de wereld te leren kennen. En: om je in die wereld staande te houden. Leren nadenken over wat er om je heen gebeurt en daar emotioneel vat op krijgen. Daar ben je wel even zoet mee.


Thema’s zijn een handige manier om de wereld in handzame stukken op te delen en daarmee te oefenen, dat is evident. Dat weten niet alleen schoolboekenschrijvers, leerkrachten en bedenkers van lesmateriaal, ook voor ontwerpers van Lego en Playmobil en makers van kindergames zijn thema’s de reddingsboeien. Kinderen zelf hebben ook door de eeuwen heen hun vaste thema’s: vadertje en moedertje, winkeltje, doktertje. Thema’s zijn onuitputtelijk. Zelfs ninja’s en buitenaardse wezens worden ziek en gaan trouwen.
Maar hoe krijgt een kind vat op abstracties? Op emoties als boosheid, teleurstelling, jaloezie, angst, vreugde? Kleine kinderen kennen bij positieve of negatieve gebeurtenissen twee reacties: hard huilen of springen van plezier. Kleuters leren hun emoties te verwoorden en te reguleren; dat kost moeite. Helemaal moeilijk is het om dingen te benoemen die je niet kunt vastpakken, maar die er wel zijn: ziekte, gevaar, ongeluk, dood. En ook al kun je ze benoemen, ze houden macht over je.
Gelukkig zijn er verhalen die abstracties hanteerbaar maken. Een in mijn ogen briljante schrijver die het schimmige gebied tussen concrete en abstracte dingen, tussen logica en absurditeit, voor kinderen voelbaar maakte, is de Amerikaan Arnold Lobel. Hij is ongelooflijk grappig, ook voor volwassenen.
Lobels sombere personage Pad heb ik in mijn hart gesloten. ‘Ik ben er niet’, gromt Pad van onder de dekens, als zijn blije vriendje Kikker aanklopt om te spelen. Pad maakt lijstjes van dingen die hij die dag moet doen. Maar o jee, het lijstje waait weg. En ‘achter mijn lijstje aanlopen’ stond niet op Pads lijstje. Wat nu?
Mijn andere favoriet is de montere, praktische Uil. Wakker liggend in bed ziet Uil twee rare bobbels onder de dekens. Als hij zijn voeten beweegt, bewegen de bobbels ook. Eng! Hij gooit de dekens van zich af en ziet alleen twee voeten. Als hij weer onder de dekens ligt, zijn de bobbels terug. Uil gaat maar in een stoel slapen.
Succesvoller is Uils beroemde recept voor tranenthee. Om die te zetten, denkt Uil aan verdrietige dingen, zoals ‘lepels die achter het fornuis zijn gevallen en die je nooit meer terugvindt, liedjes die niemand meer kan zingen omdat niemand de woorden meer weet, potloodjes die te klein zijn geworden om vast te houden’. Uil snikt het uit, zijn potje druppelt vol met tranen. Als het vol is, stopt hij met huilen. Klaar. Genietend nipt hij van zijn heerlijke, zoute tranenthee.
Alle kinderen die ik dit verhaal voorlas, vonden het een geweldige oplossing voor verdriet. En stiekem vind ik dat zelf ook nog steeds. Pech en tegenslag zijn niet tegen te houden, maar je hoogst eigen potje tranenthee ervan zetten, dat kan altijd.