Risicovol leven, nu even niet
Normaal gesproken was ik er heel enthousiast over geweest. ‘Risicovol spelen’, zoals het in deze HJK heet, ja graag!


Lekker in de weer zijn met water en aarde, takken en planken. Met een echte hamer en een echte schep. Geen volwassene als vangnet op tien centimeter afstand, die klaar staat om je te behoeden voor elk gevaar. Nou ja, gevaar: de kans op een snee, schram bult.
Risico mijden is de tweede natuur geworden van veel ouders en opvoeders. Ook van mij. Denk je eens in dat het écht fout gaat, en jij dat had kunnen voorkomen! En eerlijk is eerlijk: in mijn jeugd zonder autogordels, fietshelmen en beschermende plaatjes op stopcontacten waren er relatief meer kinderen die verongelukten. Toch zien we hoe goed het een kind doet om iets te doen wat het eigenlijk niet durft, of om iets zelf iets te maken, zonder hulp. Het kind gloeit van trots.
Maar nu ik dit schrijf is de oorlog een week oud. Het woordje ‘risico’ heeft even een andere lading gekregen. De oorlog is in Oekraïne, niet hier. Ons gerieflijke leventje is vooralsnog onveranderd, maar het voelt of ‘we’ in oorlog zijn. Er heerst angst, ook hier. Angst voor een dictator die bruut een buurland binnenvalt en onschuldige burgers bombardeert, en dus tot fatale beslissingen in staat moet worden geacht. Burgers die zich veilig waanden, lopen plotseling een ongekend risico.
Kinderen voelen de angst, ze ruiken die. Hun ouders zitten de hele dag bezorgd op hun telefoon. Ze lezen elkaar voor over de nieuwste wandaden van ‘Poetin’. Kinderen zien beelden van gebombardeerde huizen, waarin kinderen woonden. Ze zien kinderen die met de hele klas de schuilkelder in moeten, zomaar tijdens het knutselen. Gezinnen met rugzakken, de baby en de hond, die dagenlang in de rij staan bij de grens van een ander land. Natuurlijk denkt een kind dan: komt die Poetin hier ook? Hebben wij straks geen huis meer? Gaan we allemaal dood?
Voor zulke gedachten wil je hen behoeden. Je wilt ze verzekeren dat de oorlog nooit hier komt. Dat is de allereerste taak van opvoeders: kinderen veiligheid bieden en beschermen tegen gevaar. Maar wij weten zelf ook niet hoe dit afloopt. Er trilt angst door in de woorden waarmee we ze geruststellen.
Ik moet denken aan beelden van kinderen in gebombardeerde steden als Sarajevo en Aleppo. Huizen met gaten waar de ramen zaten, als holle oogkassen. Kinderen die op straat voetballen tussen het puin, of spelen met resten van wapens. Zo begint Kiev er ook al uit te zien. Ik denk ook aan het gedicht ‘Oorlog’ van Willem Wilmink: ‘We hadden na een bombardement/ nieuw speelterrein, met gras en cement./ Daar speelde je dat je gesneuveld was,/ dan lag je een tijdje dood in het gras.’
Kinderen hebben een enorme ongekende veerkracht en hun vermogen om te spelen is onbegrensd. Dat is de enige geruststelling die ik deze week kan bedenken. Oorlog roept het verlangen op naar een wereld vol risicomijders.